woensdag 12 oktober 2011

Een andere dag, een ander telefoontje

“goedemorgen, mag ik u wat vragen”, zo klinkt het. Een heel jonge stem lijkt het. “Natuurlijk zeg ik, daar ben ik voor, ik hoop dat ik u kan helpen”.  “Het zit zo ik ben 93 jaar en mijn zus is 95”, ik zorg nu voor haar, want ze heeft alzheimer”. Allemachtig denk ik, allebei al op die leeftijd, en deze dame klinkt nog zo helder en zo jong. Dat zeg ik haar ook. Ze lacht, en bedankt me voor het compliment. Het probleem is nu dat haar zus wat dwars word. Ruzie maakt met de thuizorg. De vraag is nu of het beter zou zijn als ze naar een verpleeghuis zou gaan.  “Heel eerlijk gezegd, zou ik het niet weten”, zeg ik. Want ik weet het ook niet, ik denk die zus is 95 en ze woont nog lekker bij haar zus. Ze hebben heel veel hulp. Hoe oud zou deze vrouw nog worden? Maar stel dat ze 100 word, dan moet die zus van 93 nog 5 jaar voor haar zorgen, en het word natuurlijk alleen maar erger. Ik besluit om eerlijk te zijn en dit te zeggen. “Dat heb ik zelf ook allemaal al zitten denken, antwoord de dame en ze begint een beetje te lachen. “Eigenlijk wil ik ook helemaal niet dat ze gaat verhuizen””Ze gaat ook drie keer in de week naar het dagverblijf”Dus ik denk dat ik maar gewoon wacht tot we allebei dood gaan”. Ik denk dat dat ook het beste is zeg ik, niet helemaal zeker of dat echt zo is. Ze begint weer te lachen en zegt : ik maak het u ook niet makkelijk he, maar mijn zus is even weg, dus ik dacht ik heb wel even zin in een praatje elke keer hetzelfde zeggen tegen mijn zus daar word ik ook zo moe van, en nu hoor ik eens wat anders, ik wil helemaal niet dat mijn zus naar het verpleeghuis gaat, want dan zou ik haar verschrikkelijk missen en me heel alleen voelen. . Ik zeg dat ik dat kan begrijpen en dat ze altijd kan bellen, en niet perse met een probleem hoeft te komen. Ze zegt dat ze daar heel blij mee is en daar zeker gebruik van zal maken. Ik hang tevreden op.
Of: “Ik ben een mantelzorger van 85 en ik verzorg mijn vrouw van 87, ze ligt nu even te slapen en ik ben een beetje depressief en wil even praten” Ik hoop niet dat ik u stoor en misschien is het wel zonde van uw tijd…. Ik zeg: “Natuurlijk niet, daar ben ik ook voor hoor”.  Dus begint deze vriendelijke man een verhaal over de oorlog en wat hij allemaal mee heeft gemaakt. We praten een tijdje en dan blijkt dat hij niemand heeft om hem te helpen met zijn vrouw, behalve de thuiszorg. Ik denk: “wat knap”.  Hij heeft geen kinderen en vraagt zich elke dag af wat er gebeurt met zijn vrouw als hij plotseling ziek of dood gaat. Ik vraag “bent u nu nog gezond”. Rare vraag van mij natuurlijk. Ja zeker zegt hij, ik ben alleen wat oud. Dus zeg ik vrolijk: “dan kan u vast nog wel een tijdje mee”. Hij begint te lachen en zegt dat ik een leuke meid ben. Ik denk goh je moet eens weten. We hebben nog een hele tijd zitten kletsen. Hij verontschuldigde zich steeds dat hij mij ophield en dat het zonde van mijn tijd was. Ik bleef hem geruststellen. Hij hing vrolijk op en zei dat ik hem goed geholpen had. Ik bleef achter met een raar gevoel. Wat had ik nu helemaal voor hem gedaan, alleen maar wat geluisterd. Later op de avond dacht ik, dat was wat deze meneer nodig had, een luisterend oor.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten