Soms kom je bij je vrijwilligerswerk ook een hoopje ellende
tegen. Zo ging ik van de week op bezoek bij Meneer en mevrouw P. Zij kan niet
lopen zit heel de dag in een stoel en hij zorgt voor haar. Ik kom daar nu een
paar weken. En ik zie meneer er gewoon onderdoor gaan. Hij maakt zich zorgen,
maar moet ook alles regelen. Zij zit in die stoel en doet lelijk. Uit onmacht
denk ik dan. Van de week belde ik aan, meneer deed open en ik zag aan gezicht
dat het helemaal niet goed ging. Toen ik binnen kwam zag ik mevrouw in haar
stoel met een gezicht als een donderwolk zitten. Ze deden stilzwijgend lelijk
tegen elkaar. Ik begon vrolijk aan een praatje in de hoop dat ze wat los kwamen. En ja hoor, meneer ging zijn hart
luchten. Dat hij er niet meer tegen kon, dat zij ruzie maakte, dat hij haar zo
weer naar het verzorgingshuis zou brengen. Zij liet duidelijk merken dat ze dat
niet wilde ( ze kan heel moeilijk praten). Ik zei tegen meneer dat hij lekker
even moest gaan wandelen, en dat ik op mevrouw zou letten en ook wat met haar
zou babbelen. Ik hoopte wijzer te worden, wat er nu aan de hand was. Zo gezegd,
zo gedaan. Maar dat is niet zo makkelijk met iemand die niet goed uit haar
woorden kan komen. Uit haar woorden maakte ik op dat ze verdrietig was, dat ze
wel lelijk tegen hem had gedaan, maar dat ze er niet meer tegen kon. Waar ze verdrietig van was, en
waar ze niet tegen kon daar ben ik tot nu toe nog steeds niet achter. Zelf denk
ik dat het komt omdat ze niets meer kan. Maar dat verzin ik zelf. Ik weet ook
niet wat er zich verder in zo’n week dat ik niet kom afspeelt. Meneer kan niet
slapen, omdat hij drie keer per nacht gaat kijken bij zijn vrouw. Ik stel voor
dat het misschien beter is als ze toch een paar keer per week naar de dagopvang
gaat. Meneer zegt dat ze dat niet wil en begint te huilen als ze haar ophalen.
En dat kan hij dan weer niet aanzien. Ik ben er even stil van, er is gewoon
geen oplossing. Hij wil voor haar zorgen, maar gaat er aan kapot. Zij wil niet
inde verzorging of naar de dagopvang. Dus blijft alles zoals het is en dat is
volgens mij niet goed. Maar gelukkig hoef ik daarin geen beslissingen te nemen.
Dat moet meneer doen. En ik hoop dat hij uiteindelijk wijs besluit….
Ik beschrijf de telefoontjes die ik krijg bij de Alzheimertelefoon, echter, deze verhaaltjes zijn een samenstelling van telefoontjes. Zoals ik ze beschrijf zijn ze niet met mij gevoerd. Alles is waar, maar het loopt door elkaar heen. Zussen, zijn geen zussen, broers zijn bijvoorbeeld een vader en een zoon, of andersom. Dit omdat ik vind dat de mensen die mij bellen recht hebben op privacy. De jarenlange ervaring met een moeder met Alzheimer heeft ook voor de nodige inspiratie gezorgd.
vrijdag 27 juli 2012
maandag 16 juli 2012
Partner met alzheimer
Gisteren zijn we weer bij ze wezen eten, inmiddels zijn het
vrienden geworden. Ankie en Jan. Ankie is 60 en heeft Alzheimer. Jan is haar
partner. Ik heb al vaker over ze geschreven. Zij was mijn “alzheimermaatje”voordat
ze in het verpleeghuis terechtkwam. We gaan altijd een keer in maand bij elkaar
eten. Deze keer waren er twee maanden voorbij gegaan. Ik ben van haar
geschrokken, ze is duidelijk heel erg achteruit gegaan. Een gesprek valt nu
helemaal niet meer met haar te voeren. De plaat blijft steken. En dat is zo
verdrietig. Ik volg Jan de keuken in en
begin een gesprek. Hij heeft verschrikkelijk last van stress. Kan geen rust
vinden en kan ook niet verder met zijn leven. Hij wil niet alleen op vakantie.
Begrijpelijk. Hij zegt heel verdrietig: wat moet ik dan, dan zit ik in een
barretje ergens in Spanje als “vrijgezelle kerel”. En dan?
Nee voor hem , voorlopig geen vakantie, dus ook geen rust. Hij zegt: Ik
doe heel stoer, maar ik huil wat af. Ik knik. Ik kan heel ver meegaan in zijn
gevoelens, maar ik kan niet alles begrijpen. Hij haalt Ankie nu ook niet meer
ieder weekend op. Dat wordt hem teveel. Ze weet het toch niet meer. Al s hij
haar komt halen, vraagt ze vaak: “wat kom jij nu doen?”. Dus ook dat gaat langzaam
minder worden. Toen ze net in het verpleeghuis zat, had hij nog grote plannen,
hij zou haar ieder weekend en iedere woensdag ophalen. Dan konden ze nog leuke
dingen doen. Ik had toen al mijn twijfels, maar heb dat nooit tegen hem gezegd.
Ik wist dat hij ermee zou gaan stoppen als hij er zelf aan toe was. Dat is dus
nu. Hij kan er niet meer tegen. En zij is beter af, als ze in haar eigen
omgeving zit. Dat is zo akelig. Hij vind dat hij haar tekort doet, maar wij
vinden dat hij iets meer aan zichzelf moet gaan denken. Dat zeg ik ook. Ik zeg
ook, dat ze het heel goed heeft waar ze nu zit, en daar lieg ik helemaal niets
van. Ze zit met allemaal “jong dementerende”. Ze lopen de avondvierdaagse. Dat
vind ze leuk. Denken wij. En heel triest, Jan zegt ook tegen mij, dat hij ook
niet aan een andere partner zou kunnen beginnen zolang Ankie er nog is. En
volgens hem kan dat nog wel even duren. Ik zeg: “als je een leuke vrouw tegen
komt, zou ik de deur niet helemaal dichtgooien”. En hij zegt heel treurig : “hoe moet ik met mezelf leven, als ik met een
andere vrouw ga terwijl ik nog getrouwd ben, hoe moet ik dat mijn kinderen
uitleggen?. Nee dat zou ik nooit kunnen… Daar kan ik geen antwoord op geven. Ik
kijk hem alleen aan, en zie zijn verdriet.
zaterdag 7 juli 2012
Oude man
Ik ben op vakantie in Normandie en zit op mijn terras voor
het huis, aan de overkant scharrelt een oude man rond in de tuin van een enorm
huis. In en uit de garage en dan loopt hij naar de schuur. Ik begin te mijmeren
dat op deze manier oud worden toch niet zo heel erg moet zijn. Er wonen nog
twee mensen in dat huis, en ik neem maar voor het gemak aan dat dat een zoon of
dochter met partner moet zijn. Die zorgen dus voor hem. Mijn fantasie gaat met
me op de loop. Je woont in Frankrijk, je hebt een lieve dochter die je in huis
neemt als je heel oud bent, je woont vlak bij het strand en je kan de hele dag
in de tuin rondscharrelen. Goh, wat wil je nog meer. En dan loop je een dag te
wandelen op je geliefde strand en Beng, je gaat hemelen. Dit roep ik ook nog
maar even naar de meegekomen familieleden die allemaal in het zonnetje een boek
zitten te lezen. Ze kijken allemaal een beetje meewarig naar mij. Ze hebben
natuurlijk geen flauw idee waar mijn fantasie vandaan komt. Ik kom hier in
Nederland bij veel dametjes op bezoek in verpleeghuizen en verzorgingshuizen.
Mijn tante woont dan nog in haar eigen huisje maar dat is toch wel een
uitzondering. En volgens mij gaat er niets boven wonen in je eigen huis, of dus
zoals deze oude man, in huis met een van je kinderen. Ik blijf doorfantaseren
in mijn ligstoel op het terras. Stel nu dat deze man Alzheimer heeft, dan weet
hij helemaal niet meer dat hij in zo’n fantastische omgeving woont, vlakbij het
strand. En dat hij iedere dag van de tuin naar zijn schuurtje loopt. Voor hem
is het dan helemaal niet zo bijzonder. Mijn moeder zou het in het begin van
haar Alzheimer geweldig hebben gevonden. Maar dat zou al snel weggegleden zijn.
Weg uit haar hersenen. Zij heeft de
laatste jaren van haar leven in het verpleeghuis doorgebracht. Dus ik hoop dat
deze oude man in het besef is van hoe veel geluk hij heeft. Ik denk het niet,
voor hem is het waarschijnlijk heel gewoon. Ook goed, denk ik. En dan gaat mijn
fantasie de andere kant op: stel dat die kinderen helemaal niet aardig voor hem
zijn, maar hem juist naar buiten sturen zo van : “Pa, word het niet eens tijd
dat je in het schuurtje gaat kijken?” En blijf voorlopig een tijdje weg”. Dat
ze hem eigenlijk zat zijn, maar in zijn huis wonen. En hem dus niet weg kunnen
sturen. Op dit moment zie ik dat de jongere vrouw liefdevol een arm om hem heen
slaat. En hem de trap op helpt. Gelukkig denk ik, hij heeft het goed.
Abonneren op:
Posts (Atom)