maandag 17 september 2012

Moedig


Iedereen die mijn blogjes wel eens leest, kent ze, Jan en Annie. Zij is 60 en heeft Alzheimer. Ze zit in het verpleeghuis. Gisteren waren ze weer bij ons. Om te eten. Jan haalt haar dan op zaterdagochtend op en dan komen ze zondagmiddag bij ons. Ik had haar twee maanden niet gezien. Ik was nieuwsgierig. Hoe gaat het met haar, zou ze me nog herkennen. Iedere keer schrik ik weer als ik haar zie. Ze was heel erg achteruit gegaan. De leegte zag je in haar ogen. Ze praat nauwelijks meer, zegt alleen nog ja en nee. En humt af en toe wat. Alsof ze aan het gesprek deelneemt. Maar volgens mij dringt er nog maar weinig echt tot haar door. Ik vraag de gewone dingen, zoals hoe gaat het met je kleinkinderen. Goed zegt ze, ze groeien als kool. Een antwoord dat ze altijd geeft. Haar man had een gesprek gehad in het verpleeghuis, ze gaat zo snel achteruit, dat ze nu naar een andere afdeling moet. Met mensen van haar niveau. Dat is dus minder dan waar ze nu zit, en ouder. Nu zit ze nog op de “jongere”afdeling. We weten allemaal dat het erger wordt. Maar zo snel, dat is wel confronterend. Gisteravond toen ze weg waren, gingen we nog even de hond uitlaten. Allebei waren we weer wat stiller, je eigen problemen vallen volledig in het niet bij dit verdriet. Haar man vertelde ons nog, dat hij iedere zondagnacht wakker ligt, van verdriet. De hele maandag kapot is. En dan langzaam begint op te krabbelen naarmate de week verstrijkt. Om dan in het weekend weer opnieuw te beginnen.  De moedige man.

 

dinsdag 11 september 2012

vrijwillig


“goh, doe jij  aan vrijwilligerswerk?” “En bezoek je dan in je vrije tijd, oudere  dames of heren?” Dat vragen veel mensen aan mij, met zo’n blik van: “waarom??”, zeker veel tijd over? Enz.  Ja, ik heb tijd over, maar daarom doe ik het niet. Ik doe het omdat ik het zo ontzettend leuk vind. Iedere keer weer is het een verrassing wat er nu weer achter dat voordeurtje staat te gebeuren. Soms is het grappig, soms is er verdriet, en soms boosheid. Maar het is nooit saai.  Af en toe moet je afscheid nemen. Dat is verdrietig, want er ontstaat altijd een band. Je weet dat er iedere keer weer iemand op je zit te wachten, op die ene middag of ochtend dat je komt.  Alleen dat motiveert een mens al. Er is altijd een warme glimlach. Je voelt je altijd welkom. Ik heb nog nooit gedacht, nu keer ik weer om. De koffie staat meestal al klaar. En dan komen de praatjes. Soms hoor je tien keer hetzelfde, maar dat mag de pret niet drukken. Meestal loop ik met een grote grijns op mijn gezicht naar huis. Natuurlijk zijn er ook momenten dat ik wat piekerig naar huis ga, en nog een hele avond loop na te denken. Dat zijn de mensen die in mijn hoofd rondspoken, omdat er even geen uitweg is voor hun probleem. Toch is het dan ook vaak weer zo, dat als ik na een week kom, de sfeer weer helemaal anders is. Dan hebben ze toch op de een of andere manier hun probleem weer opgelost.  Zo is er een echtpaar, toen ik in het begin langsging, belde ik keurig aan. De man deed dan open, ietwat nors. Nu een paar maanden later, spring ik over het hekje, wandel de tuin in en roep ik vrolijk dat ik er ben. De man staat dan meestal in de keuken koffie te zetten. En hij roept altijd: joehoe, gezellig, kom binnen.” Dat is een verandering van dag en nacht. Je leert elkaar kennen, en hij blijkt helemaal niet zo’n norse, moeilijke man te zijn. Alleen hij is mantelzorger, heeft het hartstikke druk met het verzorgen van zijn vrouw. Krijgt te weinig slaap en voelt zich vaak onbegrepen door de diverse instanties. Maar bij mij kan hij even zijn zorgen kwijt, ik luister, ik vrolijk hem op (hoop ik). En met zijn drieeen lachen we ook heel wat af. En daar doe ik het nu allemaal voor, dat maakt het vrijwilligerswerk zo leuk.