“mevrouw, mijn man zit in het verpleeghuis, nu alweer een paar maanden, ik mis hem.” Het was moeilijk, maar toch ook gezellig, toen hij nog thuis was. Ik had af en toe nog goed contact met hem, geloof ik. Maar nu zit ik hier maar alleen, en zie ik hem op zondag” En dat is toch anders.”Ja, zeg ik,het lijkt me vreselijk moeilijk. Maar waarom ziet u hem alleen op zondag, kunt u niet bijvoorbeeld ook eens op woensdag gaan?” Nee, hij woont namelijk nogal ver weg, dat wilde de familie, voor iedereen makkelijk bereikbaar. En ik kan geen auto rijden, dus moet ik altijd met het openbaar vervoer, eerst de bus, dan de trein, dan weer een bus en dan nog een stukje lopen.” Het is bijna niet te doen” Nee dan is twee keer per week inderdaad wat teveel, zeg ik. “maar misschien kunt u met uw familie meerijden, dat zou alles weer een stuk gemakkelijker maken”. “Ja, maar die gaan altijd als het hun uitkomt en dan springen ze in de auto, en dan rijden ze naar mijn man, dan nemen ze mij natuurlijk niet mee”. Ik denk nu ga ik “hem” er in gooien: “Het is toch uw man, is het dan niet eenvoudiger als u een verpleeghuis bij u in de buurt zoekt, dan kan u gaan wanneer u zou willen?” “Ja, maar ik heb geen zin in ruzie met mijn kinderen en de broers van mijn man, dat zou ik zo vervelend vinden, ik heb ze ook nog een beetje nodig”. “Ja dat is een dilemma, uw man,of uw familie’” en ik kies partij voor de man, maar daar hou ik mijn mond over. Na nog wat langer gesproken te hebben komt er eigenlijk uit dat deze mevrouw ook wat eenzaam is. Ze woont nu alleen, ziet weinig mensen en ook haar kinderen wonen ver weg. Daar belt ze wel mee. Ik adviseer haar eens bij een buurthuis een kopje koffie te gaan drinken, of kijken of er ergens leuk vrijwilligerswerk te doen is. Dat vond ze een heel goed idee, ze ging bij de kerk op het plein (zo zei ze dat) vragen of er nog iets voor haar te doen viel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten